Meteen naar de navigatie Meteen naar de belangrijkste inhoud
Tickets (Opens in a new tab)
Alle magazines

Mode uit Antwerpen: invloed & identiteit met Walter Van Beirendonck

Walter Van Beirendonck, W:A.R. 'WALTER ABOUT RIGHTS', H/W 2020-2021
Ronald Stoops

Een van die groten is uiteraard Walter Van Beirendonck. Hij richt in 1983 zijn gelijknamig label op en begint kort daarna simultaan les te geven aan de Modeafdeling van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen. In 1986 schrijft Van Beirendonck samen met Dries Van Noten, Dirk Van Saene, Ann Demeulemeester, Marina Yee en Dirk Bikkembergs Belgische modegeschiedenis als lid van de ‘Antwerp Six’ en in 2007 wordt hij benoemd tot Directeur van de Antwerpse Modeafdeling. Decennialang en tot de dag van vandaag showt de ontwerper onafgebroken tijdens de Parijse modeweken, zelfs wanneer die digitaal gaan. Van Beirendonck zou zichzelf dus op vele manieren ‘gearriveerd’ kunnen voelen. Maar als een van de laatste écht onafhankelijke grote designers, blijkt zijn underdog-spirit nog steeds opperst strijdlustig.

Portret Walter Van Beirendonck
Filep Motwary

MoMu praat met Walter Van Beirendonck over zijn band met Antwerpen, al dan niet ‘established’ zijn en wat de meesten van zijn voormalige studenten typeert en verbindt.

MoMu: Hoe zou je je vroegste herinneringen aan Antwerpen omschrijven?

WALTER VAN BEIRENDONCK: “Mijn ouders hadden een garage in Zandhoven en ik mocht vaak mee naar Antwerpen waar mijn moeder wisselstukken ging aankopen. We profiteerden er dan van om wat te winkelen en wafels te gaan eten. Ik herinner me dat ik mijn communiekleren kocht bij Princess en dat we naar het grootwarenhuis uit die tijd, de ‘Innovation’, gingen. Als jonge tiener wist ik enkele jaren later goed waar ik moest zijn om kleding geïmporteerd uit Londen te vinden. Tijdens de periode aan de modeacademie heb ik de stad dan écht leren kennen. Ik zat niet op kot maar Dirk (Van Saene, red.) wel. Samen met onze klasgenoten ontdekten we alles: de cultuur, de musea, het nachtleven. Een eye-opener, natuurlijk, want we kwamen bijna allemaal van het platteland: Dries Van Noten uit Essen, Ann Demeulemeester uit West-Vlaanderen, ik uit de Kempen, … En die energie van iedereen toen we samenkwamen in Antwerpen, dat was toch echt wel een bom. De ‘Cinderella’ was de plek waar we uitgingen: een underground dancing aan de Stadswaag, heel alternatief en hardcore. We dansten er op Bowie, new wave, punk – een mix van genres. Subliem.”

Uitnodiging modeshow aan de Scheldekaaien, 1985
MoMu

Was dat achteraf gezien ook de plek waar de Antwerpse modescene zich begon te vormen?

“Er was helemaal geen “scene”. Je had uiteraard de studenten van de Modeafdeling, maar dat was echt die kleine groep die je kent als ‘De Zes’ en Martin Margiela, die ook tot onze vriendenkring behoorde. Ik volgde samen met Martin avondles fotografie en hij en ik organiseerden onze eigen modeshoots voor de opdrachten die we kregen. Inge Grognard deed toen al de make-up en zij en haar nicht waren onze modellen. Weet je, artiesten als schilder Luc Tuymans en Narcisse Tordoir en zijn vrouw Bruna waren ook vaak in de ‘Cinderella’ te vinden. Ik zou het eerder een artistiek milieu noemen in plaats van een modescene. Er waren wel figuren die speciale outfits samenstelden en zich extreem kleedden, dus op die manier was die space toch wel belangrijk.”

Waar trokken jullie als jonge ontwerpers heen voor inspiratie en research?

“Vooral de dynamiek van het tijdperk was belangrijk. Punk heerste in Engeland en in Antwerpen voelde je dat ook wel. In de buurt rond de Wolstraat en het Hendrik Conscienceplein hield de alternatieve scène zich op, Ann Salens had er een winkel. Daar gingen we lunchen en rondhangen. We trokken ook wel naar musea zoals het M HKA. Maar voor inspiratie reisden we naar Londen, Parijs en New York. Die trips gaven ons enorm veel zuurstof, al bleef Antwerpen op dat moment echt onze thuis.”

Wanneer kreeg je voor het eerst het gevoel dat je werk werd opgemerkt?

“Na onze show in Londen. De assistente van persagent Marysia Woronieczka heeft ons ontdekt, omdat we als groep showden. Marysia heeft zich dan spontaan kandidaat gesteld om ons te vertegenwoordigen in Londen. Toen artikels in ‘The Face’ en ‘Blitz’ verschenen voelden we voor het eerst dat we internationaal iets te betekenen hadden.”

Happy Birthday Dear Academie, 2014
Boy Kortekaas

Heb je het ooit lastig gevonden om gegroepeerd te worden als de ‘Zes van Antwerpen’?

“Ik denk niet dat iemand van ons er een probleem mee had. Het was natuurlijk nooit de bedoeling om als collectief naar buiten te treden, omdat elk van ons duidelijk een andere esthetiek had of andere waarden en ambities koesterde. Maar uiteindelijk, om praktische redenen, werden we een groep. Door onze “moeilijke” namen noemde de Britse pers ons de ‘Antwerp Six’. Een soort gemakkelijkheidsoplossing, die wel tot de verbeelding sprak: zo’n groep Belgen die opdook uit het niets en dan ook nog héél véél te vertellen had."

We bekogelden de pers met uitnodigingen, press releases en foto’s. (lacht) Je moet je voorstellen: die journalisten kregen een tsunami aan visuals, visies en statements uit een land dat voordien nooit iets te zeggen had over mode.

Zoveel jaren later halen jij en de modeacademie nog steeds regelmatig The New York Times en hangen jouw ontwerpen seizoen na seizoen in winkels als Dover Street Market. Krijg je ooit het gevoel dat je ‘established’ bent?

“Niet echt. Het is inherent aan creatieve geesten om te blijven twijfelen. Wat je evolutie soms bevestigt, is interesse van musea of mensen waar je naar opkijkt die met jou willen samenwerken. Maar het is niet alsof ik dan plots denk: ‘Nu gaat me nooit meer iets overkomen, ik ben ‘established’ en kan doen wat ik wil’.”

  • Modeafdeling aan Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen
    1/4
    Frederik Beyens
  • Modeafdeling aan Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen
    2/4
    Frederik Beyens
  • Modeafdeling aan Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen
    3/4
    Frederik Beyens
  • Modeafdeling aan Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen
    4/4
    Frederik Beyens

Zijn er bepaalde overkoepelende karaktertrekken die je opmerkt bij alumni die na de Academie naam gemaakt hebben in de mode-industrie? Met andere woorden: is er een Antwerpse of Belgische mode-identiteit?

“Krachtige story-telling. Iets dat heel nieuw was toen wij afstudeerden maar wat steeds meer voorkomt, ook vanuit andere academies. Marine Serre, die zoals je weet afstudeerde aan La Cambre, brengt bijvoorbeeld ook sterke verhalen. Anderzijds denk ik dat onze veelzijdigheid typeert. Hier word je opgeleid op extreem hoog niveau. Je moet diepgaan en jezelf ontdekken, waardoor je nadien veel uitdagingen aankan. Bij mijn stagiaires merk ik ook dat het enorm tot de verbeelding spreekt wanneer ze ontdekken dat je met een minimale structuur en met hard werk toch een hoger niveau kunt bereiken. Dat het mogelijk is om ook onafhankelijk iets te betekenen."

Toch blijf ik desondanks verrast wanneer ik hoor dat ex-studenten de ondersteuning van grote teams en financiële zekerheid achterlaten en terugkeren om een eigen merk op te richten. Iemand als Meryll Rogge is zo’n voorbeeld: ze had een fantastische carrière uitgebouwd in New York en daarna bij Dries Van Noten, en toch besliste ze om van nul te herstarten. Een mooi verhaal.

"Ook Minju Kim, een voorbeeldstudente die door de Antwerpse manier van begeleiden echt openbloeide, heeft al een heel mooi parcours uitgebouwd. Ze studeerde af in 2013 en won meteen de H&M Design Award, ze startte haar label MINJUKIM en keerde terug naar Korea om dan in 2019 Netflix’ ‘Next In Fashion’ te winnen. Minju spreekt ook steeds met liefde over haar opleiding en docenten. Ik zag haar onlangs nog op een Koreaanse TV-show en ze is er een echte ster. Ze heeft ook de ambitie om zelf een award uit te reiken wanneer de shows opnieuw opstarten. Dat soort ambitie, doorzettingsvermogen en vastberadenheid tekent al onze graduates.”