Meteen naar de navigatie Meteen naar de belangrijkste inhoud
Tickets (Opens in a new tab)
Alle magazines

More SOFT? in the city: In dialoog met galeristen Sofie Van de Velde & Jason Poirier dit Caulier

Gallery Sofie Van de Velde

  • 1/4
  • 2/4
  • 3/4
  • 4/4

Hoe interpreteerden jullie het onderwerp ‘textiel’ in de tentoonstelling?
SVDV: Voor ‘SOFT?’ wilden we graag kunstwerken tonen die het oppervlak van textiel benadrukken. De kunstenaars in onze tentoonstelling gebruiken textiel als vehikel, als een middel om tot iets meer te komen. Sara Sizer gebruikt bijvoorbeeld fluweel waarvan ze de kleur onttrekt om tot een abstract oppervlak te komen. Zo benadrukt ze de eigenschappen van het materiaal, maar vervreemdt ze tegelijk.

In je tentoonstellingen combineer je vaak het werk van meer gevestigde kunstenaars met jongere ‘nieuwe’ namen. Met welke jonge kunstenaars werk je deze keer samen?
SVDV: De visie van onze galerij is inderdaad het samenbrengen van kunstenaars uit verschillende generaties. We presenteren twee jonge kunstenaars die we nooit eerder toonden: Robert Roest en Laure Forêt. Beiden benaderen ze textiel op een heel eigen manier: Roest doet dit vanuit de digitale wereld. Forêt eerder vanuit het menselijke en het ambachtelijke.

Sara Sizer, 'Here', 2018
Gallery Sofie Van de Velde

Zal er werk te zien zijn van kunstenaars waarvan het minder bekend is dat ze met textiel werken?
SVDV: Zeker, Perry Roberts bijvoorbeeld. Hij staat bekend voor zijn post-minimalistische werken, maar ook voor zijn laatste serie ontwikkelde hij een eigen textieltechniek. Door fragmenten van verschillende materialen te combineren en aan elkaar te naaien, bouwt hij voort op zijn liefde voor de esthetische kwaliteiten van linnen, canvas en katoen. Door een ambachtelijke kwaliteit toe te voegen aan dit proces, laat hij ook ruimte voor ‘ongelukjes’. Deze menselijke aanwezigheid breekt met de afstandelijkheid van het post-minimalisme.

PLUS-ONE Gallery

  • 1/4
  • 2/4
  • 3/4
  • 4/4

Plus-one Gallery in de Sint-Hubertusstraat was vroeger het magazijn van een stoffenhandelaar. Zorgde deze geschiedenis ervoor dat je altijd al eens met het onderwerp aan de slag wilde?
JPC: De Joodse stoffenhandelaar Louis Lebedoff had hier zijn atelier en stockage sinds 1902. Het zat altijd al in mijn achterhoofd om hier op één of andere manier naar te verwijzen. De extra muros tentoonstelling van MoMu was de ideale gelegenheid. Het is fijn om dat deeltje van de geschiedenis opnieuw op te rakelen. Aan de inkom van de tentoonstelling zullen de ‘jeans-jasjes’ van Nel Aerts gepresenteerd worden als een collectie. Deze installatie is onze ode aan de functionaliteit en materialiteit van textiel en aan het mooie verleden van de ruimte. Ik hou nogal van die cross-over tussen kunst en functionaliteit… of hoe we kunst kunnen verweven in ons dagelijks leven.

De expo sluit naadloos aan bij ‘SOFT? Tactiele Dialogen’, maar is tegelijk ook een erg persoonlijke curatie. Welke kunstenaars breng je samen?
JPC: Het is een erg fijne uitwisseling geweest met MoMu om te bepalen welke kunstenaars we zouden tonen. Enerzijds presenteren we werk van kunstenaars waar de galerie al mee samenwerkt en die ook op de hoofdlocatie te zien zijn, zoals Nel Aerts en Sven ’t Jolle. Het was interessant te ontdekken hoe verschillende kunstenaars waarmee de galerij samenwerkt, vanuit hun eigen praktijk een relatie met textiel als materie en/of concept hebben. Daarnaast verwijzen we met kunstenaars als de Duits Jenny Brosinki en de Amerikaan Nicholas William Johnson ook naar de lopende en de komende tentoonstelling in de galerie op het Nieuw Zuid. We tonen ook werk van overleden kunstenaars die goede vrienden van mijn vader waren zoals Guy Mees en Bernd Lohaus. Tussen het ‘jongere’ werk verliezen zij niets van hun relevantie, integendeel.

Nel Aerts, 'Lord Nelson FW17', presentatie bij CASSTL
Pieter Huybrechts

Op de poster staat ‘Command me to be well’, een kunstwerk van Jenny Brosinski. Ze staat ervoor bekend op een erg intieme manier met haar canvas om te gaan?
JPC: Klopt, sommige van haar doeken worden bewerkt in de douche of zelfs in de wasmachine en droogkast. Dat geeft verrassende en oncontroleerbare resultaten. Bovendien maakt het haar canvas nog zachter zodat het aanvoelt als kleding of beddengoed. Jenny bewerkt en markeert haar doeken daarna met olieverf, spraypaint of houtskool om het nog een extra dimensie te geven. Haar ongecoördineerde composities onthullen sporen van gebruik. De tactiliteit en materialiteit van haar canvas komen mooi naar voren.