Mode uit Antwerpen: invloed & identiteit met Glenn Martens
Aan het woord over ‘keurmerk België’ is de meermaals bekroonde designer Glenn Martens: een Bruggeling die sinds zijn studies aan de Antwerpse Modeafdeling zich als creatief directeur van cultfavoriet Y/Project een weg naar de top gebaand heeft in Parijs, tot tweemaal toe een prestigieuze ANDAM-prijs binnenhaalde én als allereerste ontwerper de titel ‘creative director’ kreeg bij de Italiaanse titaan DIESEL.
MoMu spreekt met Glenn Martens over de Antwerpse en Belgische reputatie en wil weten of er nog werk is voor veelbelovende nieuwkomers.
MoMu: Je studeerde in 2008 af aan de Modeafdeling in Antwerpen. Merkte je bij het solliciteren meteen dat de naam van de school iets betekende in de internationale modewereld? En heb je enige shifts qua reputatie gemerkt?
GLENN MARTENS: “België is een grote naam in de modewereld. Dat was toen zo en dat is nog steeds zo. Modehuizen en brands weten dat de manier van werken met een Belg anders is dan met een Franse of Italiaanse ontwerper. Een Belg gaat doorgaans voor een conceptuelere aanpak. Iedere beslissing is gegrond, er zit een verhaal achter. Er is wereldwijd veel respect voor die werkwijze, dat merk je aan de hoeveelheid Belgen in de mode-industrie – ondanks de grootte van ons land. Ik heb het gevoel dat wanneer je een portfolio binnenkrijgt van een Antwerpse modestudent, je er aandachtiger naar kijkt – omdat je weet dat die vaak gegronder en professioneler zijn. Je weet ook dat de alumni een lang curriculum van intensieve studies hebben doorlopen; de Antwerpse modeacademie is een uitdagende school.”
Voel je dat er ook vooroordelen verbonden zijn aan die Antwerpse afkomst?
“Een mogelijk nadeel is dat werkgevers weten dat ze te maken zullen krijgen met intense karakters. (lacht) Ik denk dat de Antwerpse Modeafdeling een van de enige scholen is waar ze meer de creatief directeur ontwikkelen dan de ontwerper. Ze pushen je echt om onafhankelijk te denken. Dat merk je aan het curriculum van vier jaar, zonder stage. Wat ik enerzijds wel positief vind, maar ergens ook helemaal niet. De meeste scholen hebben stages inbegrepen. Die studenten studeren af en weten hoe ze in teams moeten functioneren, hoe ze met bazen moeten werken, hoe het systeem in elkaar zit, hoe een ‘huis’ draait."
In Antwerpen ga je na vier jaar studies de wereld in met een gerenommeerd diploma. Je weet hoe je moet tekenen, hoe je een collectie moet maken die heel mooi en gegrond is – maar uiteindelijk heb je weinig kennis over het echte werk. Ik denk dat dat een erg idealistische aanpak is. Want uiteindelijk gaat mode over samenwerken. Er is geen enkele modeontwerper die een one-man job heeft.
Iedere modeacademie heeft een specifieke reputatie, waarschijnlijk?
“Ja, dat is wel zo. Central Saint Martins krijgt vaak de kritiek dat ze te commercieel zouden zijn en te veel financiële steun krijgen. Alumni van La Cambre werken dan weer zowat overal in de mode-industrie omdat de studenten verschillende stages lopen en zo de juiste mensen leren kennen. Ze helpen elkaar ook aan een plek.”
Het gevoel van schaarste aan modejobs leeft wel nog steeds, hebben wij de indruk. Jij hebt een goed overzicht over de huidige industrie. Is er nog veel ruimte voor jong talent?
“Voor wie de kans durft en wilt grijpen, denk ik dat er veel werk is en dat er een hoop mogelijkheden zijn. Door COVID en alle restricties is de manier van werken net flexibeler geworden. De jonge mensen die ik zopas heb aangenomen werken zeer onafhankelijk. Een van de weinige positieve lockdowngevolgen is dat we elkaar meer moeten durven vertrouwen.”
Je hebt als hoofdontwerper voor zowel Y/Project als nu voor DIESEL je eigen creatieve vrijheid kunnen verwerven. Welke intenties lijn je uit bij het benaderen van een nieuwe positie of bij het uitdenken van een collectie?
“Voor mij hebben mijn kindertijd in Brugge en de jaren waarin ik opgroeide me zeker gevormd tot wie ik ben. Ik denk dat ik altijd al een esthetisch persoon was, als kind voelde ik me enorm aangetrokken tot schoonheid en kunstzinnigheid. Brugge is een zeer uniforme, elegante stad. Heel ernstig en gotisch, ook. Maar daarnaast is die sprookjesachtige stad ook een beetje ‘trashy’. Zeer tegenstrijdig, toch, die duizenden toeristen overdag, agressieve drukte en chocoladewinkeltjes? En dan ’s nachts als iedereen weg is, wandel je doorheen de geschiedenis en bevind je je in een andere wereld."
Die contrasten en spelen met wat ‘fout’ is keren vaak terug in mijn designs bij Y/Project en eigenlijk het meeste van mijn werk. Zelfs in mijn interieurontwerp zie je dat. Ik hou ervan om contrasten over elkaar heen te plaatsen. Ik probeer wel steeds om een elegant evenwicht te vinden en historische verwijzingen in mijn designs te verwerken. Dat komt ook door mijn ouders en hun voorliefde voor geschiedenis die ze me van kleinsaf meegaven.
Welke invloed heeft je tijd in Antwerpen gehad?
“Ik experimenteer graag en misschien is dat wat ik het meest meekreeg van de Antwerpse modecademie. Nog iets dat me gevormd heeft: toen ik afstudeerde, zaten in mijn klas van 14 maar twee Belgen. De andere medestudenten kwam van overal. Die eerste dag in Antwerpen had ik geen idee wat me overkwam, mijn wereldbeeld werd compleet door elkaar geschud. Ook heel mooi was de casting door de studenten voor de afstudeershow. Iedereen verzamelde de meest extreme en mooie persoonlijkheden. Echt een hele ontdekking. Ik denk dat dat iets is wat ik in Antwerpen heb opgelopen: een ‘verslaving’ aan krachtige mensen en karakters, die niet verlegen zijn, niet proberen binnen het systeem te passen."
Antwerpen geeft je dat zelfvertrouwen en is uitzonderlijk goed in het pushen van creatieve, onafhankelijke profielen en flamboyante persoonlijkheden. Als je vier jaar in zo’n omgeving hebt gefunctioneerd, zoek je dezelfde kicks ook daarbuiten op. Ik denk dat ik dat nog steeds doe. Ik zie er vrij normcore uit maar mijn manier van leven bevat nog een restje van die Antwerpse modeacademie-ervaring: ik ga namelijk graag voor extremen.