Merklappen en naaionderwijs
Een merklap is een stuk textiel, vaak linnen of katoen, waarop alfabetten, cijferreeksen, en diverse motieven zijn geborduurd, meestal in kruissteek. Vandaag vervaardigen hobbyisten dergelijke lappen als decoratief object, bijvoorbeeld om in te lijsten en op te hangen. Aan deze praktijk gaat echter een hele geschiedenis vooraf waarin de merklap dienstdeed als repertorium van borduurmotieven en oefenstuk in het naaionderwijs.
HISTORISCHE CONTEXT
In de zestiende eeuw was fijn, wit linnengoed een kostbaar en belangrijk onderdeel van Europese klederdracht en huishoudtextiel. Aan de afwerking en het onderhoud ervan – een vrouwelijke aangelegenheid – werd dan ook de nodige aandacht besteed. Boorden werden voorzien van decoratieve borduursels, beschadigde delen werden nauwkeurig gestopt, en enkele malen per jaar stuurde men het linnengoed naar de bleekweide. Hier werd het gewassen en in de zon gelegd om te bleken. Om verlies te voorkomen, gingen steeds meer mensen hun linnengoed merken, of voorzien van geborduurde initialen – eventueel met een jaartal en cijfer dat weergaf hoeveel stuks men van dit object bezat. Het versieren, herstellen en merken gebeurde natuurlijk niet lukraak of zonder kennis van handelen. Men borduurde naar een model. Vóór de intrede van gedrukte modelboeken waren borduursters hiervoor aangewezen op een merklap, waarop ze bestaande en nieuwe motieven oefenden.
Hoewel slechts weinig merklappen van vóór de 17de eeuw zijn bewaard, illustreert Joos van Cleves schilderij De Heilige Familie (1520) dat deze in onze streken reeds vroeger bestonden. In de voorgrond zien we drie klosjes garen en een gevouwen merklap met geborduurde fauna en flora. In diezelfde periode verschenen weliswaar de eerste modelboeken voor weefkunst en borduurwerk, onder andere met decoratieve motieven en alfabetten in Gotisch en Romeins schrift. Toch bleef de merklap met geborduurde motieven en alfabetten een gangbaar hulpmiddel. Een 17de-eeuws voorbeeld uit de MoMu-collectie illustreert dit. Borduursters bleven merklappen als voorbeeld gebruiken, onder meer omdat drukwerk erg duur was.
MERKLAP MET WIT BORDUURWERK EN RETICELLA
Deze merklap, vervaardigd uit linnen en volledig in wit garen geborduurd, bevat drie alfabetten (respectievelijk in platsteek, een variant op kruissteek, en stersteek), alsook vijf boorden reticella. Deze borduurtechniek is een voorloper van naaldkant en bestaat erin draden uit een weefsel te verwijderen en vervolgens de overgebleven draden met festonsteken te bewerken en de lacunes op te vullen. Ga naar de pagina over de voorbije tentoonstelling P.LACE.S - De verborgen kant van Antwerpen om meer te weten te komen over vroege kanttechnieken en de voorlopers hiervan.
MERKLAPPEN IN HET ONDERWIJS
Lange tijd was het belangrijkste doel van onderwijs aan meisjes hen klaarstomen om een huishouden te leiden. Naast lezen, schrijven en rekenen, was vooral het leren omgaan met naald en draad een essentieel onderdeel van hun opleiding. Gaandeweg werd hiervoor de merklap geïntroduceerd als oefenstuk. Het was een fysieke getuige van het leerproces van verschillende vaardigheden: niet alleen fijn handwerken, maar ook het tellen van draden en lezen en schrijven van letters en cijfers. Geborduurde letters werden alfabetisch gerangschikt of in stijgende moeilijkheidsgraad. Naast het borduren en merken van linnengoed leerden meisjes ook andere handwerken zoals haken, breien, naaien, en het herstellen of stoppen van beschadigde weefsels. Dit gaf aanleiding tot enkele subcategorieën van de merklap, zoals de breilap, haaklap, naailap en stoplap.
ICONOGRAFIE
Veel motieven op merklappen putten inspiratie uit het dieren- en plantenrijk, de huiselijke sfeer, maar ook Bijbelse motieven kwamen vaak aan bod. Vaak werden ze gekozen omwille van hun symbolische betekenis. Ze konden verwijzen naar een abstract gegeven, een bepaalde deugd, of als waarschuwing dienen. Zo kunnen vogels symbool staan voor nieuw leven, anjers voor liefde, apen voor lichtzinnigheid, en taferelen als de Zondeval zijn een waarschuwing voor ongehoorzaamheid en een herinnering aan de Erfzonde. Enkele populaire wereldse motieven, zoals rozen, anjers, vruchten(manden), zwanen en duiven, maar ook religieuze motieven zoals Adam en Eva, de Verspieders van Kanaän, het Christusmonogram, het Heilig Hart van Christus, en het Mariamonogram zijn te zien op deze merklap.
HET MAAGDENHUIS
In 1552 werd in Antwerpen het Maagdenhuis opgericht. In deze liefdadigheidsinstelling verbleven tot 1882 weesmeisjes en vondelingen ongeveer vanaf hun tiende tot hun tweeëntwintigste. Ze leerden er lezen, schrijven, rekenen, maar vooral huishoudelijke taken uitvoeren en handwerken. Enerzijds werd de productie van de leerlingen verkocht om de instelling te financieren, anderzijds kregen de meisjes op deze manier een opleiding die hen later toeliet in hun eigen onderhoud te voorzien, als dienstmeid of naaister. Deze twee 19de-eeuwse voorbeelden wijzen erop dat het vervaardigen van merklappen deel uitmaakte van het handwerkonderwijs in het Maagdenhuis.
LOUISE VAN OPSTALS STOPLAPPEN
Deze lappen zijn niet zozeer een oefening in het merken van linnengoed als wel in het stoppen van beschadigde weefsels; het zijn stoplappen. De eerste werd in 1864 vervaardigd door Louise Joséphine Van Opstal, die na de dood van beide ouders in het Maagdenhuis terechtkwam. Ze borduurde haar initialen bovenaan de lap, omringd door een bloemenkrans en geflankeerd door bloemenmanden en vogels. In grote kruissteekletters vormde ze de woorden Don D’amitié à François Van Opstal, om de merklap op te dragen aan haar broer, die in het Knechtjeshuis verbleef.
In 1866 maakte Louise nog een stoplap, samen met Rosalie Caroline Baele, en opnieuw opgedragen aan haar broer François. Op twintigjarige leeftijd verliet Louise het Maagdenhuis en dankzij haar opleiding kon ze in dienst treden bij Jonkvrouw Emilie Ullens.
DE STOPLAP
Stoppen was een belangrijke vaardigheid in het verleden, wanneer textiel kostbaar was en zo lang mogelijk moest meegaan. Hoewel linnengoed in de 19de eeuw goedkoper werd dankzij de industrialisatie van de textielproductie, bleven stopoefeningen deel uitmaken van het naaionderwijs. Er bestaan twee soorten stopwerk, met een verschillende graad van moeilijkheid.
STOPWERK
Bij deze vorm van stopwerk gaat men draden tellen en door middel van rijgsteken op het weefsel van de stoplap verschillende bindingen nabootsen – effenbinding, keperbinding, visgraatkeperbinding, satijnbinding. Deze variant van stopwerk is ook te zien op de stoplappen van Louise Van Opstal.
STOPWERK
Een moeilijkere variant van stopwerk bestond eruit een stukje weefsel van de stoplap weg te knippen en dit gat vervolgens op te vullen. Opnieuw ging men daarbij draden tellen om verschillende soorten bindingen na te bootsen. Deze techniek resulteert in typische kruisvormige stopsels.
MEISJESPENSIONATEN
Reeds vanaf de tweede helft van de 14de eeuw organiseerden enkele vrouwenkloosters basisonderwijs voor meisjes. In externe klassen werden minder welgestelde meisjes onderwezen, terwijl de interne klassen waren weggelegd voor meisjes uit de hogere klassen. De Franse Revolutie had een grote impact op zulke scholen, omdat veel kloosters noodgedwongen de deuren sloten. Vanaf 1815 stond het huidige België echter onder Nederlands bewind en keerden religieuzen terug naar hun kloosters. Ze richtten talrijk meisjespensionaten op waar fijn handwerk een belangrijk onderdeel van de opleiding vormde, tot halverwege de 20ste eeuw. Enkele merklappen uit de museumcollectie illustreren dit.
Een interessant voorbeeld is het Franstalige Ursulinenpensionaat te Gierle. In 1860 richtten enkele kloosterzusters een dorpsschool op voor lokale meisjes, waar ze onder meer lesgaven in Frans en naaien. Na enkele succesvolle jaren vormden de zusters de school in 1873 om tot een pensionaat, waar welgestelde leerlingen van over heel Europa hun opleiding te genoten. Naast algemene vakken kregen meisjes ook les in muziek, tekenen, en naaien. Drie merklappen, een naailap, en een pronklap uit de MoMu-collectie werden in dit pensionaat vervaardigd door Angèle Rongé.
NAAILAPPEN
De naailap is een subcategorie van de merklap. Deze werd gebruikt om een brede waaier aan technieken te oefenen, van het maken van knoopsgaten, het innaaien van baleinen, het inknippen en afwerken van een naad, tot het maken van een tailleband, fronselen en plooien. Hoewel de focus in mindere mate lag op ornament en eerder op het oefenen van nuttige technieken, zijn sommige naailappen visueel erg aantrekkelijk door hun compositie van nauwkeurig uitgevoerde oefeningen. Knoopsgaten, haakjes, oogjes, en diverse borduursteken werden samengevoegd tot een esthetisch geheel. Sommige lappen bevatten zelfs miniatuurkledingstukken zoals een muts, polsboord, halve broek en hemdenfront. Deze lieten toe om technieken voor het maken van kleding te oefenen op schaal.
PRONKLAPPEN
Vanaf de late 19de eeuw werden in meisjespensionaten ook zogenaamde lange lappen of pronklappen vervaardigd. Deze soms meterslange lappen bestaan uit allerlei aaneengenaaide haak-, brei-, naai- en borduuroefeningen, vaak gemaakt over een periode van meerdere jaren. De oefeningen werden aan elkaar genaaid en gevoerd met kleurrijk katoen(satijn). Aan het einde van de opleiding functioneerde deze lap als bewijs van de bekwaamheid van een leerling – vandaar de naam pronklap. Soms werden zulke lappen ook bestempeld als souvenir de ma jeunesse, waarmee benadrukt werd hoe de leerling met plezier zou terugdenken aan haar tijd in het pensionaat.
Miniatuurkledingstukken en handwerkoefeningen werden niet enkel samengesteld tot naailappen en pronklappen, maar in sommige opleidingen werden ze verzameld in zogenaamde albums d’ouvrage. Over zulke albums, maar ook over ander cursusmateriaal in opleidingen snit en naad, kan je meer lezen in onderstaande Collection Story.
Auteur: Dries Debackere
Foto bovenaan: MoMu collectie inv. nr. T3322